vrijdag 18 november 2011

Checklist 'Hersenen in actie'







Toepassingskaart 9: Scholen en talentontwikkeling

Ik heb gekozen om de Noordwijkse school te bekijken.
De kinderen de eigenaresse van hotel waar ik werk zitten op de Noordwijkse school. Zij vertelt mij zo nu en dan verhalen over deze school. Ze is zelf laaiend enthousiast.
Het doel van de Noordwijkse School Methode is om een kind te laten schitteren met zijn eigen talenten, zodat hij van daaruit een positieve bijdrage kan leveren aan de wereld om zich heen.
De Noordwijkse school past zo eigenlijk in geen enkele ander onderwijsconcept. Daarom hebben zij een eigen onderwijsvisie ontwikkeld, 'de Noordwijkse school'.
Volgens de site kan de visie van de Noordwijkse school kort worden samengevat in de volgende 3 punten:

Kennis: "Ik heb een brede algemene ontwikkeling": kennis maken met de buitenwereld
Inzicht:"Ik weet wie ik ben en wat ik wil": talenten en passies ontdekken en ontwikkelen
Vaardigheden:"Ik kan op een positieve manier bijdragen aan de wereld om mij heen": persoonlijke en sociale vaardigheden.

Ook aandacht is een belangrijk begrip voor de Noordwijkse school. Hiermee wordt verwezen naar:
- aandacht van de docent voor de kinderen,
- aandacht van de kinderen voor de docent,
- aandacht voor verschillende leerbehoeften van kinderen
- aandacht van de kinderen onderling

Om aan alle kinderen onderwijs op maat te kiezen, kiezen zo op de Noordwijkse school ervoor om de scholen niet groter te maken dan 25 leerlingen per klas. Daarnaast worden de klassendocenten ook vaak nog ondersteund door docenten in opleiding of klassenassistenten.

De belangrijkste onderscheidende aspecten van de Noordwijkse Schoolmethode zijn:
• De combinatie van vaste basisbouwstenen in het ochtendprogramma met flexibele algemene ontwikkelingsonderdelen in vakateliers
• Een zeer breed aanbod van vakken en onderwerpen
• Door het werken met een overkoepelend thema in de ateliers leren de kinderen de samenhang tussen de vakken en wordt een onderwerp diepgaand bestudeerd
• De mogelijkheid voor kinderen om zich te verdiepen in onderwerpen waar hun belangstelling naar uit gaat bovenop de basiskennis voor elk vak
• Structurele aandacht voor persoonlijke en sociale vaardigheden als basisvak en door het hele programma verweven
• Veel interactie tussen de buitenwereld en de school
• Veel aandacht voor de persoonlijke en sociale ontwikkeling van kinderen.
aandacht voor de omgeving.

Wat voegt de Noordwijkse school toe?:

Je eigen talenten ontwikkelen
Kinderen krijgen op De Noordwijkse School de ruimte om hun talenten te ontdekken en te ontwikkelen. Het is belangrijk dat kinderen erachter komen wat ze leuk vinden, en waar ze goed in zijn, zodat ze leren om tijdens hun leven (studie)keuzes te maken die bij hen passen.Omdat kinderen keuzevrijheid krijgen in wat ze willen leren en hoe ze dat willen leren, leren ze met veel meer plezier en veel efficiënter.

Brede algemene ontwikkeling
Naast de vaste kennisonderdelen rekenen, taal en Engels en persoonlijke en sociale vaardigheden, komen kinderen op De Noordwijkse School in aanraking met uiteenlopende maatschappelijke onderwerpen: van ruimtevaart tot muziek, van kunstgeschiedenis tot elektrotechniek. Met behulp van het leerlingvolgsysteem wordt nauwkeurig bijgehouden of kinderen zich niet eenzijdig ontwikkelen.

Persoonlijke en sociale vaardigheden
Je kan pas goed leren, als je lekker in je vel zit. Op De Noordwijkse School zal veel aandacht besteed worden aan persoonlijke en sociale vaardigheden. Naast het feit dat dit in de lessen verweven is, wordt er ook wekelijks tijd ingeruimd om deze vaardigheden te leren. Hierbij kun je denken aan samenwerken, luistervaardigheden, studievaardigheden, conflicten oplossen, leren keuzes maken en je mening verwoorden. De structurele aandacht voor persoonlijke en sociale vaardigheden geeft kinderen een voorsprong voor de rest van hun leven.

De buitenwereld binnen de school
Kinderen moeten al op de basisschool leren om hun weg te vinden in onze samenleving, met de bijbehorende normen en waarden. Dit kan alleen als je als school ook daadwerkelijk contact hebt met deze samenleving. De Noordwijkse School zoekt actief contact met de buitenwereld, zoals bijvoorbeeld zorginstellingen voor bejaarden, bedrijven en evenementen in Noordwijk. Ouderen kunnen komen voorlezen of vertellen over hun hobby, de kinderen bezoeken het gemeentehuis, ze helpen het strand schoonhouden, houden een kinderopera tijdens het Opera aan zee festival, verkopen zelfgebakken cakejes op de zomermarkt of starten een kunstuitleen met eigen werken.

Bron: www.denoordwijkseschool.nl

Toepassingskaart 8: Constructivistische les

Eigen leerstijl:
In het college over het sociaal constructivisme hebben we ook zelf een leerstijlentest gedaan. Dit aan de hand van een aantal vragen. Je kreeg telkens een situatie. Er onder stonden 4 mogelijkheden. De mogelijkheid waar jij je het best in kon vinden gaf je 4 punten. De mogelijkheid erna 3 punten. En zo verdeel je natuurlijk ook de 2 punten en 1 punt. Na het beantwoorden van al deze vragen, kom je zo de punten op een speciale manier bij elkaar optellen. Zo kreeg je uiteindelijk een uitslag. Mijn leerstijl is volgens deze test : dromer.
Hier kan ik mezelf wel in herkennen. Ik vind het fijn om naar dingen te luisteren. Vroeger op de basisschool werd ook al over mij gezegd dat ik een 'dromerig kind' was.

Leerstijl van 3 kinderen uit mijn stageklas:
Hiervoor het ik de test gebruikt om kinderen uit je klas te bekijken op leerstijl. Hieronder de resultaten:

Wout:
A = 2x
B = 1x
C = 4x
D = 6x Resultaat: DENKER

Sage:
A = 5x
B = 4x
C = 2x
D = 1x Resultaat: DROMER

Sven:
A = 3x
B = 7x
C = 3x
D = 0x Resultaat: DOENER

Sociaal constructivistische les:
Deze les is voor de doeners.

In de methode stond een werkblad over het tellen. Dit was een werkblad waar de kinderen ook een begin maken met rekenen.

Ik heb besloten om deze les klassikaal aan te bieden in plaats van op een werkblad. Omdat kinderen met de leerstijl doener houden van veel interactie en dingen doen.
Ik heb daarom alles visueel gemaakt. De kinderen tellen geen stippen op papier, maar echte kastanjes. Dit spreekt de kinderen aan. Ten eerste omdat de kinderen deze kastanjes zelf gevonden hebben, ten tweede omdat dit aansluit bij de belevingswereld van de kinderen en ten derde omdat dit mooi aansluit bij het thema waar wij nu over werken.

Begin van de les:
De kinderen zitten in de kring. In het midden van de kring, op de tafels, staat een grote mand vol met kastanjes. De kinderen zijn vanaf dit moment al geprikkeld. De kinderen mogen hun verwachtingen uitspreken, wat denken ze wat we gaan doen?
Vervolgens worden er een aantal kastanjes op de tafel neergelegd. De kinderen tellen deze in hun hoofd, daarna mag één kind hardop komen tellen hoeveel kastanjes dit zijn. ( een niet te groot aantal).
Vervolgens doen alle kinderen hun ogen dicht. Één kind mag een aantal kastanjes weghalen. Vervolgens doen de kinderen hun ogen weer open en raden de kinderen, door te tellen hoeveel kastanjes weg zijn. Dit wordt een aantal keer herhaald.
Daarna zijn er kaartjes. Op ieder kaartje staat een getal, van 1 tot 10. Ook zijn er kaartjes waar geen getallen op staan, maar een aantal kastanjes. Ook deze zijn van 1 tot 10.
Ieder kind kijkt eerst voor zichzelf welk getal hij of zij op zijn kaartje heeft staan. Vervolgens gaan de kinderen door elkaar lopen. Als ze onderweg een kind tegenkomen, wisselen ze van kaartje. Zo gaat dit een poosje door. Tot dat de leerkracht in zijn handen klapt/op een fluitje blaast. De kinderen kijken nu welk kaartje zijn in hun handen hebben en proberen nu zo snel mogelijk hun maatje te vinden. (het kind met het kaartje met het getal 1 hoort bij het kind met het kaartje met 1 kastanje). Als je elkaar gevonden hebt, blijf je bij elkaar staan.

Eind van de les:
De kinderen hebben nu dus geoefend met de getallen, maar dan op een actieve manier. Aan het eind van de les wordt gereflecteerd. De reflecties zijn hieronder te lezen.

Reflectie van mezelf:
-Waar ben ik tevreden over?
*De uitleg was goed, de kinderen begrepen de opdrachten.
*De kinderen waren erg enthousiast en deden heel goed mee.
-Wat zou ik een volgende keer anders doen?
*Het bereken hoeveel kastanjes er weg waren was voor de groep 1 kinderen nog erg lastig.
- Hoe reageerde de 3 genoemde kinderen op de activiteit?
*Sven - Doener: Heel enthousiast. Deed goed mee, verwoordde ook dat hij het leuk vond.
*Sage - Dromer: Vond het lastig om in de kringactiviteit goed mee te doen. Vertoond geen storend gedrag tijdens de kring, maar is ongeconcentreerd. Bij de tweede activiteit was ook zij heel enthousiast en deed erg goed mee.
*Wout - Denker: Deed ook erg goed mee. Vond het heel leuk om in de kring mee te denken over het oplossen van de problemen. Ook bij de tweede opdracht dat hij goed mee.

Toepassingskaart 7a: Ontwikkelingsgericht onderwijs








1. Geef een schriftelijke uitleg over de cirkel van basisontwikkeling
De cirkel van basisontwikkeling lees je van binnenuit. Hij bestaat uit 3 lagen. In de eerste en middelste laag staat de 3 begrippen:
- Emotioneel vrij zijn
- Nieuwsgierig zijn
- Zelfvertrouwen hebben.
Dit zijn de dingen die de kinderen in je klas als eerste moeten hebben. Als aan de begrippen van deze eerste laag niet kan worden voldoen, zullen ook nooit de andere lagen behaald worden. Een kind kan alleen leren als het zich prettig in je klas voelt en durft zichzelf te zijn.

2. Beschrijf kort wat onderstaande kernactiviteiten inhouden. De kernactiviteiten zijn:
- Spelactiviteiten: De kinderen leren op een speelse manier
-Constructieve activiteiten: De kinderen leren iets door iets te maken of construeren
-Gespreksactiviteiten: De kinderen oefenen hun mondelinge taalvaardigheden door middel van het oefenen van gesprekjes voeren, rollenspellen enz.
- Lees- en schrijfactiviteiten: De kinderen doen activiteiten om het lezen en schrijven te stimuleren en te oefenen
- Wiskundige activiteiten: Tellen, wegen, rekenen, meten enz.

3. Beschrijf bij iedere kernactiviteit een concreet voorbeeld op handelingsniveau

-Spelactiviteiten









Bakkertje spelen bij het thema ‘Bakker’. De kinderen kunnen in de ‘bakkerij’ in de klas zelf brood bakken en verkopen. De kinderen leren zo op spelenderwijs van alles over de bakker.Rol van de leerkracht: Het aanbieden van de bakkershoek. Er moet genoeg informatie verzameld zijn om de kinderen zelfstandig te laten spelen. De rol van de leerkracht is nu de kinderen uitdagen steeds andere dingen in de bakkershoek te spelen.


- Constructieve activiteiten









Taarten, brood en koekjes bakken in de zandtafel. Ook dit is in het thema ‘bakkerij’. De kinderen kunnen nu leren door zelf dingen te maken met zand. Ze kunnen broden, koekjes en taarten namaken van plaatjes of ze zelf bedenken. De rol van de leerkracht is het aanbieden van deze zandtafel. De leerkracht geeft een introductie. De kinderen in de zandtafel zouden de taarten, gebakjes, broden enz. kunnen maken en die verkopen in de ‘bakkershoek’. De rol van de leerkracht is ook nu begeleidend. Het meeste moet uit de kinderen komen, want zo leren de kinderen ook het meeste.


- Gespreksactiviteiten












Met de kinderen een kringgesprek houden over het thema herfst aan de hand van een praatplaat. De kinderen kunnen in een gesprek hun mondelinge taalvaardigheid oefenen. De rol van de leerkracht is hier sturend als het gesprek niet meer goed loopt of kinderen kort antwoorden. De leerkracht moet dan open vragen stellen, doorvragen, herhalen en zorgen dat kinderen durven te spreken. De leerkracht probeert wel weer zoveel mogelijk uit de kinderen te laten komen.


- Lees- en schrijfactiviteiten:











Woorden nastempelen. De kinderen kunnen in de lees- schrijfhoek woorden nastempelen. Ze krijgen dan een blad waarop een aantal woorden met een plaatje staat. De kinderen moeten goed kijken uit welke letters dit woord bestaat en stempelen dit na. De rol van de leerkracht is het maken van de passende werkbladen, met woorden die in het thema en in de belevingswereld van het kind passen. Het stempelen kan het kind zelfstandig. Mochten er opvallende fouten gemaakt worden bespreekt de leerkracht dit met het kind. Er kan dan ook samen met de leerkracht nog eens geoefend worden.

-Wiskundige activiteiten:










Maak een kippenhok voor Klaartje Kip. Het hok moet een dak hebben en de kip moet er echt inpassen. Ook moet er een opening zijn waardoor de kip naar buiten en naar binnen kan. De kinderen moeten hiermee aan de gang. Ze maken eerst op papier een idee, daarna gaan ze aan de slag om het kippenhok echt te bouwen. De rol van de leerkracht hierbij is het motiveren van de kinderen om het kippenhok te maken. Mochten de kinderen een aantal dingen vergeten of niet handig aanpakken, kun je als leerkracht adviseren. Dit betekent niet dat je moet voorkauwen wat de kinderen moeten doen. Ook hierbij moet alles uit de kinderen komen.

4. Lees de tekst “Observatie en onderwijsconcept"


5. Beantwoord onderstaande vragen bij de observatie vanuit de ontwikkelingsgerichte visie:


- Hoe zijn de verschillende basale ontwikkelingsbehoeften - de basiskenmerken - in het verslag van Peter beschreven? Geef enkele voorbeelden.

* "Peter is niet emotioneel vrij, maar is ingeklemd in zijn emoties en ervaringen.”

*“Hij neemt een afwachtende en volgzame houding aan en slechts op het moment dat hij koppig gedrag vertoont, laat hij een stukje ‘zelf’ zien.”
Uit het stukje maak je op dat Peter weinig zelfvertrouwen heeft en geen confrontaties durft aan te gaan.


- Welke aspecten van brede ontwikkeling staan in het verslag van Peter (zie binnenste cirkel van basisontwikkeling)?
*Er is weinig initiatief om de wereld te verkennen

*Zit voornamelijk in zijn eigen belevingswereld

*Bij spelontwikkeling komt er nauwelijk verbeeldend spel voor

*Hij speelt niet veel samen met andere kinderen


- Welke aspecten van de specifieke kennis en vaardigheden (buitenste cirkel) staan in dit verslag beschreven?

*Heeft beperkte woordenschat

*Begint belangstelling voor boekjes te krijgen

*Heeft een prima motoriek

*Bewust van oriëntatie, maar niet van tijd


- Is er in de verslaglegging samenhang waarneembaar? Geef een voorbeeld.

* De cirkel van basisontwikkeling wordt beschreven van binnen naar buiten. Er is dus zeker sprake van een samenhang. Hij begint bij het beschrijven van de basiskenmerken, gaat dan naar de brede ontwikkeling en vervolgens heeft hij het over de specifieke ontwikkelingspunten.


Toepassingskaart 5: De 1-zorgroute - Taal






Toelichting:




Beknopt weergaven van het zorgplan voor taalontwikkeling in mijn stageklas (1-2)

Groep 1-2:

-Voorlezen (verhaalbegrip)
-Letterkennis
-Nastempelen van woorden
-Voorlezen
-Woorden in stukjes hakken/plakken

Groep 3:
-Alle letters behandelen
-Zinnen in woorden verdelen
-Lettervorm
-Rijmwoorden
-Lettersamenstellingen
-Letterkennis
-Tutorlezen

Toetsmethoden:
-AVI-toets
-DMT-toets
-CITO-toets


Op RKBS de Klarinet wordt niet metcijfers gewerkt. De kinderen krijgenalleen een score voor de CITO-toets.De vorderingen van de kinderen wordenuiteraard wel zorgvuldig bijgehouden.




De leerlijn technische lezen groep 1-3:

1. Kennen de meeste letters; ze kunnen de letters fonetische benoemen.


2. Kunnen klankzuivere (km- (ik), mk(ja) - en mkm- (vis)) woorden ontsleutelen zonder eerst de afzonderlijke letters te verklanken.


3. Kunnen klankzuivere woorden schrijven (maan, poot, lees).


4. Lezen en spellen klankzuivere woorden (van het type mmkm (stip), mkmm (kast) en mmkmm (kwast)).


5. Lezen korte woorden met afwijkende spellingspatronen (flat) en meerlettergrepige woorden


6. Maken gebruik van een breed scala aan woordidentificatietechnieken


7. Herkennen woorden steeds meer automatisch.

donderdag 17 november 2011

Toepassingskaart 4: De 1-zorgroute - Rekenen





1. Evalueren vorig groepsplan en verzamelen gegevens

Er is geen vorig groepsplan beschikbaar om te bestuderen omdat het de kleuterklas is. De meeste kinderen zaten vorig jaar immers nog niet op school. Ik heb daarom alle kinderen van groep 2 bekeken aan de hand van observatie- en registratiemodel van ‘Kijk’. Het KIJK! observatie- en registratiemodel is een praktisch hulpmiddel voor het gestructureerd observeren en registreren van de ontwikkeling bij jonge kinderen uit groep 1 en 2 van de basisschool en aanvangsgroepen in het speciaal basisonderwijs. Dit gebeurt met ontwikkelingslijnen die gebaseerd zijn op ervaringen uit de praktijk en wetenschappelijk onderzoek. Bij het invullen geeft de leraar, op basis van zijn professionele observatie, per ontwikkelingsaspect aan in welke ontwikkelingsfase het individuele kind zich bevindt. In samenhang met de basiskenmerken van het kind, de betrokkenheid en eventuele risicofactoren ontstaat een compleet beeld van de ontwikkeling. Aan de hand hiervan kan de leraar de juiste keuzes maken op pedagogisch, didactisch en organisatorisch gebied. (bron: RPCZ)
Het is daarnaast opvallend dat er eigenlijk geen kinderen in de klas zitten die minder goed zijn op het gebied van rekenen. Er zijn wel een aantal kinderen sterker op het gebied van rekenen. Zo is er een jongentje die rekenen leuk vindt en dit ook heel goed kan. In de bijlage zijn de verzamelde gegevens te vinden.

2 Selecteren van leerlingen met algemene en specifieke onderwijsbehoeften

Zoals eerder al gezegd zijn er geen kinderen met een achterstand. Eigenlijk alle kinderen beheersen wat zijn op deze leeftijd moeten beheersen.

3 Benoemen van de onderwijsbehoeften














4 Clusteren van leerlingen met gelijke specifieke onderwijsbehoeften

*Wout en Nessa
*Sem, Jorrit en Kiëra
*Kai en Stein

5 Opstellen van het groepsplan









6 Uitvoeren van het groepsplan

donderdag 10 november 2011

Toepassingskaart 3: De hersenvriendelijke les

Mijn hersenvriendelijke les - Taalles over de herfst ( groep 1/2)

Begin van de les:
- Op het digiboard staat een verhaal over Anton en de herfstbladeren. Dit is een youtube filmpje waarbij de plaatjes één voor één geprojecteerd worden. De tekst kan de leerkracht er zelf bij vertellen. Dit prikkelt de kinderen omdat ze nu kunnen kijken en luisteren tegelijkertijd, wat hersenvriendelijk is.
Daarna worden de doelen van deze les aan de kinderen verteld. Als je weet wat je gaat leren en waarom je dit gaat leren wordt de kennis beter opgeslagen.

Kern van de les:
- Aan de hand van een praatplaat op het digiboard praten we met de kinderen over de herfst. We beginnen met het activeren van de voorkennis, waardoor de kinderen de nieuwe kennis makkelijker kunnen koppelen aan de oude kennis.
De kinderen leren aan de hand van de praatplaat welke kleuren de bomen in de herfst kunnen zijn. Daarna kijken de kinderen naar buiten welke kleuren de bomen op het schoolplein en de bomen in de buurt hebben. De kinderen kunnen dus nu naar de eigen omgeving kijken, wat altijd meer aanspreekt dan een plaatje op het digiboard.
De kinderen mogen kort in tweetallen aan elkaar vertellen wat ze zien op de plaat. Doordat de kinderen aan elkaar vertellen blijft de stof beter hangen.
Daarna gaan we verder met de praatplaat. Ik stel de kinderen open vragen over deze plaat die de kinderen beantwoorden. Hierbij kunnen ze hulp hebben aan de plaat.

Eind van de les:
Reflecteren op wat er geleerd is met de kinderen. De kinderen mogen vertellen wat ze geleerd hebben en wat ze leuk of minder leuk vonden. Door dit te doen blijft de informatie beter hangen.
Tot slot de kinderen complimenteren met wat ze geleerd hebben en hoe ze hebben meegedaan. Hierdoor hebben de kinderen een positieve ervaring/herinnering aan de nieuwe kennis.

Aandachtspunten voor mezelf bij het geven van deze les:
- Zorg voor de rijke leeromgeving.
- Zorg voor een leuke, pakkende opening.
- Activeer de voorkennis.
- Laat de kinderen elkaar vertellen wat ze zien.
- Vertel de kinderen de doelen van te voren.
- Stel open vragen. (Vragen die beginnen met: hoe, wat, wanneer, waarom?)
- Maak het visueel.
- Reflecteer met de kinderen.
- Sluit af met een positieve emotie gekoppeld aan het onderwerp.